Door het maatschappelijk debat over mentale gezondheid loopt een rode draad: de sociale en economische determinanten van psychische klachten verdienen meer aandacht dan ze nu krijgen. In dit artikel bespreken we waarom steeds meer betrokkenen door een sociaaleconomische bril naar mentale gezondheid kijken, wat dit kan betekenen voor beleid en klinische praktijk en welke dilemma’s hierbij ontstaan. We hopen hiermee samenwerking te bevorderen en de discussie over sociale determinanten in de klinische praktijk te voeden.
Toenemende psychische problematiek
De prevalentie van psychische klachten in Nederland en Vlaanderen is de afgelopen jaren toegenomen. In Nederland ervoer 13,8% van de algemene bevolking van 12 jaar en ouder in 2022 significante psychische klachten (score < 60 op Mental Health Inventory-5) (Hiemstra et al., 2023), terwijl dit in 2014 nog 10,7% was (Centraal Bureau voor de Statistiek, z.j.). In Vlaanderen had in 2018 29,8% van de bevolking van 15 jaar en ouder psychische problemen (score > 1 op General Health Questionnaire-12, items gedichotomiseerd), terwijl dit in 2008 nog 23,5% was (Gisle et al., 2020). Data over kinderen komen onder andere uit het internationaal onderzoek Health Behavior in School-aged Children (Cosma et al., 2023; World Health Organization, Regional Office for Europe, 2016). Hierin steeg het aantal 15-jarigen dat zich meer dan eens per week neerslachtig voelt tussen 2014 en 2022: in Vlaanderen van 21% naar 33% (meisjes) en van 7% naar 12% (jongens), in Nederland van 21% naar 32% (meisjes) en van 7% naar 15% (jongens).
