Ga naar de inhoud

In dialoog met plegers als weg naar herstel en verzoening 

Van Daele, E., & Vanhoeck, K. (2023)
Herstel na een delict: in dialoog met plegers

Pelckmans

Het boek Herstel na een delict: in dialoog met plegers van Els Van Daele en Kris Vanhoeck, beiden ervaren therapeuten in het forensisch vakgebied, doet ons op een enigszins vernieuwende manier naar delictgedrag kijken; namelijk door de bril van herstel en verzoening in de plaats van de focus te leggen op schade en bestraffing. Het is een boek geschreven door  ̶   en voor  ̶   professionals die personen die allerhande feiten hebben gepleegd begeleiden en behandelen. Het boek laat zien hoe er in de hulpverlening gewerkt kan worden aan herstel na strafbaar gedrag, mits de dader de verantwoordelijkheid voor de schadelijke gevolgen op zich neemt. De auteurs noemen het zelf ‘herstelgerichte delictverwerking’. In plaats van alleen te focussen op de straf, kijkt herstelgerichte delictverwerking naar de onderliggende oorzaken van het delict en werkt aan de gevolgen voor alle betrokkenen. Bijgevolg gaat dit boek verder dan het dader-slachtofferperspectief; ook het perspectief van familie, de omgeving en de therapeut wordt meegenomen.

De essentie: een positieve benadering

Bovenstaande visie staat in dit boek centraal. Herstelgerichte delictverwerking vraagt een positieve benadering, waarbij het uitgangspunt is dat personen die feiten plegen vaak de wil hebben om te veranderen, en dat personen hoe dan ook groeien en zich ontwikkelen. De hulpverlening kan hierbij een ondersteunende rol spelen en bijdragen aan herstel en spreekwoordelijk een ‘duwtje in de rug’ geven als facilitator, moderator, begeleider, zingever. Het boek heeft als doel de hulpverlener die deze rollen op zich wil nemen bij te staan. Hiervoor worden fictieve casussen gepresenteerd waarop mogelijke herstelgerichte interventies worden toegepast. Herstel is een actieve onderneming waarbij de pleger zelf aan de slag gaat en de hulpverlener ondersteuning biedt via tips, tricks, interventies en reflectie. Dit maakt duidelijk dat herstel dynamisch is en bijdraagt aan verandering. De hoopvolle boodschap is dat mensen kunnen veranderen, dat delictgedrag niet gelijkgesteld mag worden met de persoon in zijn geheel en dat de samenleving hieraan op een positieve manier kan bijdragen. Dit is eigenlijk de essentie van dadertherapie, maar wordt bekrachtigd door de toepassing van het concept ‘herstel’ in de forensische context. 

De inhoud

In de inleiding wordt uiteengezet wat herstel bij plegers betekent en hoe dit, in dialoog met hen, door het gebruik van fictieve casussen, verder zal worden verduidelijkt. Daarna volgt een soort handleiding over hoe dit boek gelezen kan worden, maar vooral hoe het actief kan worden gebruikt door de hulpverlener. De opbouw van het boek wordt toegelicht en bepaalde keuzes worden gemotiveerd. Dit is belangrijk omdat het onderwerp soms vragen kan oproepen bij de lezer en dus een duidelijk kader behoeft en om nuance vraagt. Er wordt aan de hulpverlener een soort van waardenkader aangeboden waarbinnen herstelgericht aan de slag kan worden gegaan. Belangrijke aspecten zijn onder andere: motivatie en keuzevrijheid van de pleger, rekening houden met de behoeften en verwachtingen van de pleger, respect voor de wensen van het slachtoffer, enzovoort. Vervolgens wordt het conceptueel kader beschreven: wat is (persoonlijk) herstel, herstelgerichte delictverwerking en het systemisch herstelperspectief, en ten slotte het begrippenkader ‘CHIME-D’1, wat het centrale gedachtegoed binnen de herstelbeweging samenvat en waar vervolgens in dit boek een forensische invulling aan wordt gegeven. De praktische toepassing krijgt verder vorm via verschillende verhalen en delicten, zoals het verhaal van Stan en partnergeweld, David en drugsdelicten, Karel en het zedendelict. Concrete methodieken en interventies worden tot slot verder uitgewerkt bij de verschillende casussen, zoals motiverende gespreksvoering en het wiel van verandering van Prochaska en DiClemente.

Kapstokken

Elk hoofdstuk gebruikt één werkwoord als kapstok (bijvoorbeeld: verantwoorden, erkennen, herstellen), wat het actieve aspect van herstel bestendigt. Niet alleen het perspectief van de persoon die de feiten heeft gepleegd komt aan bod, maar ook een betrokkene bij het delict krijgt door middel van een brief aan de pleger inbreng. Het centrale werkwoord wordt toegepast op de casus, met als afsluiter een theoretische onderbouwing van het fenomeen, het delictgedrag of de specifieke herstelgerichte interventie. Het boek is wetenschappelijk onderbouwd, maar toch zo praktijkgericht geschreven dat het ook voor de nog onervaren professional  ̶  of zelfs voor de geïnteresseerde lezer  ̶  behapbaar wordt. De casussen maken het boek bovendien niet alleen bruikbaar in de praktijk, maar wakkeren ook empathie en erkenning bij de lezer aan. Bij de levensechte voorbeelden kunnen we ons als professional in het vakgebied immers allemaal wel een cliënt/patiënt voorstellen. Het is als het ware een echt werkboek met praktische ideeën en werkvormen waaraan een persoonlijke invulling kan worden gegeven. Het kan gebruikt worden om het gesprek te starten, voor erkenning en empathiebevordering, als inspiratiebron voor de clinicus, voor collegiale uitwisseling, enzovoort. Het kan ook gebruikt worden door de pleger zelf: het lezen en bespreken van de situatie van iemand anders kan drempelverlagend werken om vervolgens over de eigen situatie te praten, en het kan ook zelfreflectie en zelfinzicht versterken. Daarnaast is de grootste meerwaarde van het boek dat verschillende perspectieven worden ingebracht. Het boek gaat bijgevolg verder dan persoonlijk herstel, wat de eerste  ̶  maar niet de enige stap  ̶  moet zijn in een herstelgericht proces. Delictgedrag wordt immers nooit gesteld in een vacuüm en heeft impact op meerdere domeinen en personen, ook minder voor de hand liggende (bijvoorbeeld: familie van de pleger/slachtoffer, collega’s, instituties, organisaties). Deze positieve elementen maken het boek bruikbaar voor iedere professional in het forensisch vakgebied, onafhankelijk van de setting of de eigen stijl. Het erkent dat de behandeling van daders geen strikt afgebakend stappenplan inhoudt, wel dat het een dynamisch proces is waarin ieders eigenheid een rol speelt: die van de persoon die feiten heeft gepleegd, die van de omgeving, maar ook die van de therapeut. 

 

Kritische kanttekeningen en suggesties

Waar het boek minder erkenning voor geeft is het belang van de zogenaamde person-first language, waarbij men niet spreekt over ‘plegers’ maar over ‘personen die delictgedrag stellen’. Dit is een fundamenteel element voor het verlagen van stigma’s en het komen tot herstel. Nochtans zijn de auteurs wel sensitief voor terminologie, zoals onder andere blijkt uit de discussie die ze aanhalen omtrent het verschil tussen pleger en dader. Daarnaast komen de persoonlijke overtuigingen en belangen van de auteurs sterk naar voren in dit boek, door de keuzes die ze maken en de discussiepunten die ze onder de aandacht brengen (bijvoorbeeld de discussie pleger/dader). 

De opdrachten bij de verschillende casussen lijken vrij arbitrair gekozen, terwijl de toepasbaarheid voor de hulpverlener makkelijker zou worden als de verschillende herstelgerichte interventies los van de casus zouden worden gepresenteerd. De toepassing van de methodieken op de specifieke casus blijft immers beperkt, waardoor de lezer een onvolledig beeld dreigt te krijgen van de concrete herstelgerichte methodiek. Het beschrijven van verschillende herstelmethodieken los van de casus zou kunnen leiden tot meer inspiratie, en meer en bredere toepassingen van herstelgerichte interventies. 

Een andere suggestie betreft de concretere uitwerking van de specifieke methodiek op de casus: hoe kan bijvoorbeeld motiverende gespreksvoering specifiek bij David worden ingezet of bij drugsdelicten in het algemeen. Ook zou de concretere toepassing van het CHIME-D-model op elke specifieke casus heel inspirerend en verhelderend kunnen zijn. Verder zou een motivatie voor de keuze van het specifieke werkwoord bij het topic/de casus en een uitgebreidere motivatie voor de keuze van de specifieke interventie/methodiek welkom zijn. En een afsluitende paragraaf na elke casus waarin beschreven wordt hoe de persoon tot herstel is gekomen, hoe het gekozen werkwoord betekenis heeft gekregen en waarom de voorgestelde methodiek/interventie zinvol was, zou de lezer helpen om het overzicht te bewaren. Tot slot is het jammer dat het over fictieve casussen gaat en niet over echte persoonlijke verhalen  ̶  weliswaar geanonimiseerd. Dit zou het boek nog net iets authentieker kunnen maken. 

Conclusie

De kracht van dit boek heeft ook een keerzijde: het is geen louter academische verhandeling die zich toespitst op de onderzoeker of de wetenschapper; die zal wat teleurgesteld zijn qua theoretisch kader, academisch taalgebruik, structuur, enzovoort. Maar dat neemt niet weg dat het hier om een zeer waardevol werkboek gaat voor de hulpverlener die vanuit een herstelgerichte visie in de praktijk aan de slag wil gaan. Kortom dit boek draagt niet alleen bij aan herstel bij de dader, maar indirect ook aan het herstel van het slachtoffer, de (professionele) omgeving en de maatschappij in zijn geheel. Opzet dus geslaagd. 

Noot

  • CHIME-D is een begrippenkader dat veel gebruikt wordt in de geestelijke gezondheidszorg en herstelgericht werken. Het beschrijft verschillende elementen die mensen kunnen bijstaan in hun persoonlijk herstelproces: Connectedness, Hope and optimism about the future, Identity, Meaning in life en Empowerment; D staat voor Difficulties.

Personalia

Minne De Boeck, criminologe Universitair Forensisch Centrum, Stop it Now! Vlaanderen en Collaborative Antwerp Psychiatric Research Institute (CAPRI) Universiteit Antwerpen.

E-mail: minne.deboeck@uza.be