Ga naar de inhoud

Juridische zorgen van de klinisch psycholoog

Inleiding

De juridisering van het Belgische gezondheidszorgsysteem en bij uitbreiding van de zorgrelatie leidt ertoe dat gezondheidszorgbeoefenaars vaak onvoldoende op de hoogte zijn van hun rechten en plichten. Tal van regels met tal van interpretaties, waarover zelfs juristen het niet eens raken, zorgen voor rechtsonzekerheid, maar ook voor gekunstelde zorgrelaties behept met angst voor juridische gevolgen.

Het rechtsbeginsel dat ‘ieder wordt geacht de wet te kennen’ is in de praktijk ongetwijfeld een juridische fictie. De gezondheidszorgbeoefenaar is specialist in het verstrekken van zorg, niet op het gebied van wetskennis. Nochtans is het van belang dat hij een juiste basiskennis heeft over de wetgeving en de juridische beginselen die op de (zorg)relatie tussen hem, zijn collega’s en de patiënt van toepassing zijn. Te denken valt onder meer aan de Wet betreffende de rechten van de patiënt (Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu [Min SZVL], 2002), de Kwaliteitswet (Federale overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, 2019) en het beroepsgeheim (Strafwetboek, 1867, Art. 458).

In deze bijdrage behandelen we vragen over de rechten van de minderjarige patiënt, het inzagerecht na overlijden, de persoonlijke notities en het delen van gezondheidsgegevens met derden. We beantwoorden zeven veelvoorkomende juridische vragen over de zorgrelatie, met specifieke toepassingen voor de praktijk van de klinisch psycholoog.

Je moet ingelogd zijn om de rest van de inhoud te bekijken. Alsjeblieft . Geen lid? Join Us