Ga naar de inhoud

Klimaatpsychologie: psychologen steken hun kop niet in het zand

Eind 2024 nam de gerenommeerde klimaatwetenschapster Valerie Trouet ontslag als voorzitster van het Belgisch Klimaatcentrum. Een striemende column in De Morgen, waarin ze geen blad voor de mond nam, ging eraan vooraf (Trouet, 2024). Maatregelen om de opwarming van de planeet tegen te gaan werden immers op de lange baan geschoven. Trumps overwinning in de Amerikaanse verkiezingen en zijn voornemen om meer olie op te pompen in de Verenigde Staten (VS) waren voor haar de druppels die de emmer deden overlopen. Ze had lang gezwegen en voorzichtig gemanoeuvreerd, omdat doemscenario’s contraproductief kunnen werken. Nochtans werken alarmerende boodschappen over de klimaatverandering niet altijd averechts, zo leert de klimaatpsychologie. Maar daarover straks meer. Mijn belangstelling voor de klimaatpsychologie werd gewekt toen ik merkte dat mijn reacties op vrienden of naasten die hun vliegreis aankondigden verkeerd vielen. Een moraliserend vingertje werkt immers niet en kan de verstandhouding verzuren. Hoe een klimaatgesprek meer vruchten kan afwerpen, komt eveneens aan bod in de klimaatpsychologie. De meeste mensen associëren de klimaatpsychologie met klimaatangst of klimaatdepressie, maar zoals we in deze bijdrage laten zien, gaat de klimaatpsychologie over veel meer. Eerst staan we echter stil bij de impact van de opwarming van de planeet en hoe de klimaatpsychologie tot stand is gekomen. Een belangrijke inspiratiebron voor deze bijdrage is het recent verschenen Nederlandstalig overzichtswerk Klimaatpsychologie: hoe psychologie bijdraagt aan een duurzaam leven (Van der Stel et al., 2024) dat we van harte aanbevelen aan wie zich in deze materie wil verdiepen. 

 

Een wereldwijde catastrofe dreigt

Wetenschappers beschouwen de klimaatverandering als de grootste existentiële bedreiging voor de mensheid. Aan de basis van de opwarming van de aarde ligt de toenemende concentratie van broeikasgassen (koolstofdioxide, methaan) in de atmosfeer, waardoor er meer zonnewarmte wordt vastgehouden dan uitgestraald. Deze stijging van broeikasgassen is te wijten aan industriële uitstoot, ontbossing en de verbranding van fossiele brandstoffen. Menselijk handelen veroorzaakt dus in belangrijke mate de opwarming van de aarde, die inmiddels de grens van anderhalve graad vergeleken met het pre-industriële niveau heeft overschreden. Het streefdoel van het klimaatakkoord van Parijs in 2015 is dus achterhaald; we stevenen nu af op de kritische bovengrens van twee graden, wat betekent dat de opwarming van de planeet veel sneller verloopt dan verwacht. De gevolgen van de klimaatverandering zijn inmiddels geen ver-van-mijn-bedshow meer. Denk bijvoorbeeld aan de rampzalige overstroming in het Waalse stadje Pepinster. We zullen steeds vaker geconfronteerd worden met extreme weersfenomenen die kunnen leiden tot onder andere extreme droogte, veel te natte zomers, grote bosbranden, voedsel- en waterschaarste. Klimaatwetenschappers waarschuwen bovendien voor interacties van deze gevolgen (’tipping points’). Smeltende ijskappen reflecteren bijvoorbeeld niet alleen minder zonlicht, maar zorgen ook voor opwarming van het zeewater, hetgeen de zeestromingen beïnvloedt. Klimaatwetenschappers begrijpen dan ook niet waarom afdoende maatregelen van politici en beleidsmakers uitblijven. De energietransitie en vergroening van de maatschappij vragen weliswaar grote investeringen, maar die vallen in het niet vergeleken met de menselijke, economische en maatschappelijke kosten van de calamiteiten die ons boven het hoofd hangen.   

Omdat de menselijke factor zo’n grote impact heeft op het ontstaan van de klimaatcrisis, zijn we niet machteloos. Het tij kan immers gekeerd worden door op alle niveaus waarbij de mens betrokken is in te grijpen. Deze interventies overstijgen het individueel gedragsniveau en viseren ook collectieven: bedrijven die hun vervuilende uitstoot moeten beperken, banken die groene investeringsplannen ondersteunen en overheden die milieuvriendelijk handelen subsidiëren of fiscaal ondersteunen en schadelijk gedrag afstraffen. Maatregelen tegen de opwarming van de aarde worden opgedeeld in twee categorieën: klimaatmitigatie en klimaatadaptatie. Klimaatmitigatie omvat maatregelen die de opwarming van de aarde tegengaan, zoals het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, minder reizen met het vliegtuig, minder autorijden, het schrappen van subsidies voor fossiele brandstoffen of een kleinere behuizing. Klimaatadaptatie behelst maatregelen die ons aanpassingsvermogen aan de gevolgen van de klimaatopwarming verhogen: het verbouwen van droogte- en waterbestendige gewassen, het aanleggen van zeedijken, de weerbaarheid van een gemeenschap tegen rampen versterken, psychologische traumabehandeling. Welke categorie van maatregelen het belangrijkst is, blijft een open vraag. Klimaatadaptatie richt zich op de huidige gevolgen van de klimaatopwarming, maar kan ook beschouwd worden als een doekje voor het bloeden. Klimaatmitigatie pakt de problematiek bij de wortel aan, maar vraagt ingrijpende socio-economische en individuele veranderingen.  

 

Klimaatpsychologie: multidisciplinaire samenwerking

In de media wordt klimaatpsychologie vaak vereenzelvigd met de emotionele aspecten van de klimaatverandering, zoals klimaatdepressie, klimaatangst of ecostress. Dat is echter slechts één facet van een breder, interdisciplinair en toegepast wetenschapsgebied. Klimaatpsychologie overstijgt de psychologische wetenschap en maakt ook gebruik van inzichten uit de sociologie, communicatiewetenschappen, antropologie, economie en sociale geografie. 

De bakermat van de klimaatpsychologie ligt in Engeland waar in 2000 een groep onderzoekers en psychotherapeuten zich tijdens een conferentie afvroeg waarom de klimaatverandering zo weinig mensen bezighoudt. Hieruit ontstond de Britse Clinical Psychology Alliance, een netwerk van geïnteresseerden. Vervolgens verspreidde de klimaatpsychologie zich naar andere landen, zoals Duitsland, Zuid-Afrika, Canada, Frankrijk en de VS. In Nederland is de klimaatpsychologie goed ingeburgerd met onder andere een specifieke opleiding in de klimaatpsychologie aan de Hogeschool van Amsterdam. In de VS bundelde de American Psychological Association (APA Task force on climate change, 2022) de beschikbare psychologische kennis die nuttig is voor de strijd tegen de klimaatverandering.  

België ontbreekt helaas in dit rijtje. Dat valt af te leiden uit het ontbreken van Vlamingen onder de 28 auteurs die meewerkten aan het Nederlandse overzichtswerk over klimaatpsychologie (Van der Stel et al., 2024). Een zoektocht op internet, contact met de Vlaamse Vereniging van Klinisch Psychologen en informatie van enkele hoogleraren aan Vlaamse universiteiten leverden amper iets op. Alleen KlimaatContact (https://klimaatcontact.be) springt in het oog; deze organisatie leidt onder andere klimaatcoaches op en staat burgers, organisaties en bedrijven bij in hun streven naar meer duurzaamheid en een klimaatvriendelijke samenleving.   

Hoewel de klimaatpsychologie in heel wat landen bestaat, dringen haar inzichten niet door tot beleidsmakers. Zo zijn er bij de beleidsontwikkeling rond klimaatverandering in Nederland weinig klimaatpsychologen betrokken en doet men weinig beroep op hun deskundigheid (Van der Stel et al., 2024). Het is te verwachten dat de klimaatpsychologie in de toekomst aan belang zal winnen, omdat we meer geconfronteerd zullen worden met de consequenties van de klimaatverandering én omdat de menselijke factor aanzienlijk is. Zo zou de wereldwijde uitstoot van koolstofdioxide voor 2050 met veertig tot zeventig procent gereduceerd kunnen worden door gedragsverandering (Van der Stel et al., 2024). 

 

Inzichten van de klimaatpsychologie

In deze paragraaf passeren thema’s waarmee de klimaatpsychologie zich bezighoudt de revue. Dit overzicht is onvolledig en subjectief, maar moet vooral duidelijk maken dat klimaatpsychologie interessante inzichten biedt in de strijd tegen de klimaatverandering. Een kritische noot en de toekomstige uitdagingen voor de klimaatpsychologie komen eveneens aan bod.   

 

Klimaatdepressie, klimaatangst en ecostress 

Klimaatdepressie en klimaatangst verschijnen regelmatig in de media, maar zijn geen psychische aandoeningen, omdat ze geen irrationele basis hebben en in overeenstemming zijn met het gezond verstand. Vandaar dat ze weinig voorkomen in de behandelkamer van de psycholoog of psychiater. Sommige groepen zijn verhoogd kwetsbaar voor emotionele problemen gerelateerd aan de klimaatcrisis. Klimaatactivisten bijvoorbeeld ondergaan soms ingrijpende ervaringen wanneer ze in een politiecel belanden of juridisch vervolgd worden. Hun gedrevenheid kan ook omslaan in moedeloosheid (’activisme burn-out’) wanneer ze de indruk hebben dat hun acties niets opleveren of de meeste mensen onverschillig laten. Slachtoffers van natuurrampen als gevolg van de klimaatverandering zoals overstromingen of bosbranden lopen uiteraard een verhoogd risico op traumatisering of acute stressreacties. En wellicht zijn klimaatwetenschappers een vergeten groep, omdat ze dagelijks geconfronteerd worden met de zorgwekkende data en de toestand van de planeet zien verslechteren. Met de toenemende opwarming van de aarde zullen de zorginstanties meer geconfronteerd worden met getraumatiseerde mensen die psychologische hulpverlening nodig hebben.    

Bezorgdheid over de klimaatcrisis daarentegen komt (gelukkig) vaak voor. Een grootschalige enquête, waarin in tien landen telkens duizend jongeren (16-25 jaar) online werden bevraagd, leert dat 59% extreem of zeer bezorgd was over de opwarming van de aarde (Hickman et al., 2021). Slechts 5% werd er niet door verontrust. Bijna de helft (45%) van de jongeren ervoer negatieve emoties door de klimaatverandering en heeft negatieve toekomstverwachtingen. Ze vertrouwen de overheden niet meer, omdat ze nalaten om afdoende maatregelen te nemen tegen de klimaatopwarming en hun toekomst in gevaar brengen. 

Wie professionele hulp inroept voor klimaatgerelateerde psychische klachten wordt het best tegemoet getreden met een demedicaliserende en validerende houding. Voorts kan men aanraden om negatieve eco-emoties om te buigen in positieve milieuacties. Onderzoek toont immers aan dat milieuvriendelijk gedrag het mentaal welzijn verhoogt. Om te vermijden dat emotionele problemen escaleren, is het zinvol om de negatieve informatiestroom over de klimaatverandering te doseren. Meer oog hebben voor positieve, hoopgevende ontwikkelingen rond de klimaatcrisis is ook heilzaam. Trump heeft weliswaar de VS teruggetrokken uit het klimaatakkoord van Parijs, maar Mike Bloomberg  ̶  een miljardair en gewezen burgemeester van New York – bood aan om de geschrapte Amerikaanse subsidies te compenseren. Het gebaar van Bloomberg maakt de impact van de beslissing van Trump  ̶  die verder gaat dan financiële implicaties  ̶  natuurlijk niet ongedaan, maar het is hoopgevend dat prominente figuren tegengas bieden en dat de media hier aandacht aan besteden. Zoniet dreigen fatalisme en moedeloosheid de overhand te krijgen.  

 

Sensibiliseren voor de klimaatproblematiek

Bezorgdheid over het klimaat is wijdverspreid, maar dit omzetten in duurzaam en milieuvriendelijk gedrag is heel wat anders. Een belangrijk obstakel hierbij is het gebrek aan een langetermijnperspectief bij veel mensen. Volgens sociaal psychologen kan dit gekeerd worden door dit perspectief doelgericht op te nemen in voorlichtingscampagnes (Van Lange et al., 2018), bijvoorbeeld door vooral de nadruk te leggen op lokale ervaringen met klimaatrampen, zodat het besef doordringt dat extreme weersfenomenen ook hier plaatsvinden of door kinderen in deze informatiecampagnes een rol te geven waardoor de toekomst in het hier-en-nu verschijnt.    

Zijn alarmsignalen over de klimaatcrisis contraproductief? Apocalyptische scenario’s zouden niet aansporen tot actie, maar vooral moedeloosheid of fatalisme in de hand werken. Niettemin kunnen alarmistische boodschappen toch een positief effect sorteren wanneer men een handelingsperspectief creëert door ook haalbare en milieuvriendelijke acties te vermelden.  

De klimaatpsychologie heeft meer goede raad voor de media en beleidsmensen. Het is zinvol om meer aandacht te besteden aan positieve voorbeelden van milieuvriendelijk gedrag. Een treffend voorbeeld is Anne Hidalgo, de burgemeester van Parijs, die een indrukwekkend palmares van impactvolle groene maatregelen in de lichtstad kan voorleggen. Positieve boodschappen bieden hoop en werken motiverend.  

Wat te denken over klimaatklevers die verandering willen afdwingen met disruptieve acties? Deze klimaatactivisten kleven zich met hun hand of haar vast aan een museummuur of besmeuren de glasplaat voor een kunstwerk. In Nederland blokkeren klimaatactivisten regelmatig een autosnelweg om de subsidies voor fossiele brandstoffen aan de kaak te stellen. Waar gewelddadige acties averechts werken omdat men de steun van het grote publiek verliest, geldt dat niet voor geweldloze acties van burgerlijke ongehoorzaamheid, zoals het bezetten van wegen. Volgens de klimaatpsychologie ontstaat er dan een positief radicaal flankeffect, omdat een geweldloze radicale actie de positieve reputatie van meer gematigde activisten die hetzelfde doel nastreven ten goede komt. 

Zelf trachtte ik vrienden en naasten van hun voornemen om met het vliegtuig te reizen af te brengen door te wijzen op de grote ecologische voetafdruk hiervan. Dat was steevast aan dovemansoren gericht met soms een bittere nasmaak bij beide partijen. De klimaatpsychologie biedt handvatten aan om een klimaatgesprek vruchtbaarder te laten verlopen. Men doet er goed aan om uit te gaan van een realistisch mensbeeld dat stelt dat mensen soms in tegenspraak met zichzelf kunnen handelen. Zo kan iemand het hele jaar milieuvriendelijk leven en in de zomermaanden toch het vliegtuig nemen. Deze gedragsinconsistenties wortelen in de zogenaamde klimaatspagaat: waarden kunnen met elkaar botsen wanneer men duurzaam handelt. Soms moet men immers belangrijke zaken opgeven om milieuvriendelijk te handelen. Autorijden is hiervan een veelzeggend voorbeeld. Het komt het milieu ten goede wanneer we minder autokilometers maken, maar voor velen betekent dat een grote vrijheidsbeperking, want ’mijn auto is mijn vrijheid’. Waardeer dus vooral wat anderen aan duurzaam gedrag vertonen en neem er geen aanstoot aan wanneer men eens het vliegtuig neemt als er geen redelijk alternatief voorhanden is. Voorts is basale kennis van psychologische mechanismen nuttig: mensen houden er niet van dat hun gedrag tegen een morele meetlat wordt gehouden en reageren dan vaak defensief of geprikkeld. Ook de basishouding van de motiverende gespreksvoering bevordert een klimaatgesprek: goed luisteren, belangstellend vragen naar de onderliggende waarden en argumenten, het benoemen van de consequenties van keuzes. De klimaatpsychologie noemt ook het belang van een voorbeeldrol. Het is zinvol om anderen te tonen wat men zelf aan gedragsverandering of duurzaam gedrag doet. 

 

Eenieders bijdrage telt

De klimaatpsychologie wordt verweten dat ze haar pijlen op het verkeerde doel richt. Door de focus op individuele gedragsverandering zouden de grote industriële vervuilers buiten schot blijven. Deze kritiek is evenwel onterecht. De klimaatpsychologie laat bedrijven of vervuilende sectoren niet ongemoeid, maar hanteert een systeemdenken dat oog heeft voor de rol van de context. Het is immers absurd om van het individu te vragen om minder auto te rijden wanneer er geen toegankelijk, betaalbaar en goed functionerend openbaar vervoer beschikbaar is. Hetzelfde geldt voor het handhaven van overheidssubsidies voor vervuilende sectoren. ‘Laat de vervuiler betalen’ is in de klimaatpsychologie geen loze kreet. Ten tweede heeft het ingrijpen op individueel niveau een grote impact op de klimaatverandering. Zoals gezegd kan gedragsverandering de wereldwijde uitstoot van koolstofdioxide voor 2050 met veertig tot zeventig procent verminderen (Van der Stel et al., 2024).  

Ten slotte kan individuele gedragsverandering fungeren als gangmaker voor veranderingen op andere niveaus. Wanneer meer mensen duurzaam gedrag vertonen dat meer zichtbaar wordt, verschuiven de sociale normen. Volgens de transitieleer kan dat leiden tot sociale kantelpunten die een maatschappelijk draagvlak creëren voor meer ingrijpende maatregelen en interventies op collectief niveau. Een treffend voorbeeld is de toenemende sociale afkeuring van rookgedrag waardoor een rookverbod in horecazaken of op openbare plaatsen mogelijk werd. 

 

In woord en daad: individuele gedragsverandering

Individuele gedragsverandering is dus zinvol en effectief om de klimaatverandering tegen te gaan.  Milieuvriendelijke gedragingen met ecologische impact zijn inmiddels alom bekend: duurzaam vervoer (elektrische wagens, openbaar vervoer), hernieuwbare energiebronnen, kleinere behuizing, matigen van energieverbruik (korter douchen, niet alle kamers verwarmen), meer plantaardig eten, bomen aanplanten, et cetera. Om gedragsverandering te bewerkstelligen baseert de klimaatpsychologie zich bijvoorbeeld op de motivatiepsychologie en de rol van waarden die gedrag kunnen aansturen. Wie bijvoorbeeld zelfverrijkende waarden (zelfontplooiing, materiële welstand) aanhangt, is minder geneigd tot duurzaam gedrag dan wie zelfoverstijgende waarden (aandacht voor natuur, rechtvaardigheid) aanhangt. Helaas blijken mensen niet altijd naar ‘hun waarden’ te handelen. Dat komt ten dele omdat wetenschappelijk onderzoek naar waarden vaak berust op vragenlijstonderzoek (zelfrapportage) en gevoelig is voor vertekening door sociale wenselijkheid, waarbij respondenten een geflatteerd beeld van hun waardenprioriteiten ophangen. Waarden kunnen onderling ook conflicteren, wat tot een ambivalente houding ten aanzien van duurzaam gedrag leidt. Milieuvriendelijk gedrag kan immers betekenen dat men zichzelf op andere vlakken tekort moet doen. Ook kunnen omgevingsfactoren, zoals een slecht functionerend openbaar vervoer, de invloed van zelfoverstijgende waarden tenietdoen. 

Een belangrijke uitdaging voor de klimaatpsychologie betreft de selectie van de prioritaire gedragsveranderingen. In principe zijn dat gedragingen met de hoogste klimaatimpact. Helaas focust wetenschappelijk onderzoek vaak op duurzaam gedrag met een bescheiden ecologische impact, zoals recyclagedrag, wellicht omdat dergelijk gedrag makkelijk te meten is (APA Task force on climate change, 2022). Inmiddels kunnen beleidsmakers gebruikmaken van een handzame formule om de gedragsprioriteiten te bepalen (Nielsen et al., 2021). Deze formule (I = TPN) onderscheidt drie factoren om de klimaatimpact (I) van een gedragsverandering in te schatten: 1. de klimaatvoetafdruk van het gedrag wanneer iedereen dit gedrag zou vertonen (T = technisch potentieel); 2. de mate waarin het gedrag vatbaar is voor verandering (P = plasticiteit) en 3. de omvang van de groep die het gewenste gedrag kan vertonen (N).  Gedragsveranderingen die de voorkeur genieten worden dan gekenmerkt door een hoge klimaatvoetafdruk, een geringe weerstand oproepend en een grote doelgroep. Minder vliegen heeft een hoog technisch potentieel, maar de plasticiteit  is gering omdat mensen het niet graag opgeven, terwijl de doelgroep omvangrijk is. Hetzelfde geldt voor minder autorijden. Gelukkig leert empirisch onderzoek dat er veelbelovende alternatieven zijn, zoals de plaatsing van een elektriciteitsmeter op een goed zichtbare plaats in de woning: dit levert een significante daling van het elektriciteitsverbruik op, de interventie roept weinig weerstand op en er kunnen veel mensen mee worden bereikt (Nielsen et al., 2021). Het is een mooi voorbeeld van het toegepast karakter van klimaatpsychologisch wetenschappelijk onderzoek.  

 

Besluit     

De klimaatcrisis verontrust velen, maar dat betekent nog niet dat mensen zich duurzamer gedragen. Het urgentiebesef is nog onvoldoende ingedaald. Voorts geloven velen dat het probleem kan opgelost worden met technologische innovaties. Dat vooruitgangsgeloof komt ons goed uit: we kunnen onze levensstijl voortzetten zonder vervelende aanpassingen of investeringen te doen. Technologische innovaties zijn echter geen wondermiddelen. In het beste geval is het toekomstmuziek, terwijl de gevolgen van de klimaatverandering zich nu al manifesteren, ook in onze contreien. Bovendien gaat het snel met de opwarming van de aarde en is het streefdoel van anderhalve graad reeds achterhaald. Er moet op alle mogelijke niveaus ingegrepen en gehandeld worden: regeringen en overheden, bedrijven, banken en burgers. Het loont als individuen zich duurzamer gedragen: gedragsverandering heeft een aanzienlijk effect op de uitstoot van koolstofdioxide met als prettig neveneffect dat ons welbevinden ermee gebaat is. Naarmate meer mensen milieuvriendelijk gedrag vertonen, neemt de kans op sociale kantelpunten toe waardoor meer ingrijpende maatregelen op het collectieve niveau geactiveerd kunnen worden. De klimaatpsychologie reikt ons heel wat inzichten uit de sociale wetenschappen, motivatiepsychologie, sociale psychologie en klinische psychologie aan die een bijdrage kunnen leveren aan de strijd tegen de klimaatcrisis. Daarvan getuigt het eerdergenoemde boek Klimaatpsychologie: hoe psychologie bijdraagt aan een duurzaam leven (Van der Stel et al., 2024). Maar deze inzichten dringen amper door tot de beleidsniveaus. De klimaatpsychologie staat dus voor de opgave om overheden en politici te overtuigen van het belang van haar inzichten en de wetenschappelijke onderbouwing ervan.   

Literatuur

APA Task force on climate change. (2022). Addressing the climate crisis: An action plan for psychologists (Summary). American Psychologist, 77(7), 799-811. https://doi.org/10.1037/amp0001041  

Hickman, C., Marks, E., Pihkala, P., Clayton, S., Lewandowski, R.E., Mayall, E.E., Wray, B., Mellor, C., & Van Susteren, L. (2021). Climate anxiety in children and young people and their beliefs about government responses to climate change: A global survey. Lancet Planetary Health, 5(12), e863-e873. https://doi.org/10.1016/s2542-5196(21)00278-3  

Nielsen, K., Clayton, S., Stern, P., Dietz, T., Capstick, S., & Withmarsh, L. (2021). How psychology can help limit climate change. American Psychologist, 76(1), 130-144. https://doi.org/10.1037/amp0000624     

Trouet, V. (2024, 23 november). I’m out. De Morgen. 

Van der Stel, J., Helmink, S., & S. Wortelboer (Red.). (2024).  Klimaatpsychologie: hoe psychologie bijdraagt aan een duurzaam leven. Boom. 

Van Lange, P., Joireman, J., & Milinski, M. (2018). Climate change: What psychology can offer in terms of insights and solutions. Current Directions in Psychological Science, 27(4), 269-274. https://doi.org/10.1177/0963721417753945  

 

Personalia

Johan Vereycken is doctor in de psychologie, psychotherapeut en neuropsycholoog. Hij werkt in een praktijk in Antwerpen en Mechelen en is hoofdredacteur van het Tijdschrift Klinische Psychologie.

E-mail: johan.vereycken@hotmail.com

Verantwoording

Geen strijdige belangen meegedeeld.